In gesprek met:
Karen Jeneson

Om te baden ging je naar Coriovallum

In het Zuid-Limburg Magazine lees je het verhaal van Zuid-Limburg, gezien door de ogen van bekende en minder bekende locals. In onderstaand interview uit het Zuid-Limburg Magazine vertelt Karen Jeneson waarom ze zoveel van het Romeins erfgoed houdt. Lees je mee?

~ Longread ~

Het Romeinse badhuis in Heerlen – het Thermenmuseum – is het oudste en best bewaarde antieke gebouw in Nederland. De thermen in wat de Romeinen Coriovallum noemden, zijn een zichtbaar bewijs van de boeiende Romeinse geschiedenis die Zuid-Limburg heeft gekend. Archeologe Karen Jeneson mag hier al meer dan tien jaar dagelijks hartstochtelijk in de Romeinse aanwezigheid in Zuid-Limburg duiken.

We kunnen het ons anno 2022 moeilijk voorstellen, maar van zo’n beetje het jaar 50 vóór Christus tot ongeveer 450 ná het jaar nul was Zuid-Limburg Romeins. Veroverd door de veldheer Julius Caesar met het door hem opgerichte vijfde (ofwel Gallische) legioen en na Caesar bestuurlijk onder Rome gebracht door keizer Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.). En onder Augustus bestond Heerlen al, zo blijkt. 

Bekijk de video

Aco-bekers

Omdat in het jaar 2014 zou worden herdacht dat keizer Augustus 2000 jaar geleden was overleden, wilde conservator en onderzoekster Karen Jeneson van het Thermenmuseum in Heerlen in de eigen collectie zoeken naar bewijsmateriaal uit de tijd van deze keizer. Dat was er en meer dan gedacht. Munten, maar vooral de scherven van drie zogenaamde aco-bekers, drinkbekers van officieren. ‘Van één beker hadden we zelfs zoveel fragmenten, dat we de hele beker konden reconstrueren. Dat betekende dat onze thermen al bestonden ten tijde van Augustus én dat wij een absoluut topstuk uit die periode in onze collectie hebben’, blikt Jeneson terug op een van de meest memorabele momenten voor haar in het museum.

Coriovallum was in die eeuwen een regionaal centrum gelegen aan een kruispunt van belangrijke Romeinse wegen: de Via Belgica en de weg die Aken verbond met Xanten, de grootste Romeinse stad van het noorden. De Via Belgica was een Romeinse ‘snelweg’. Die verbond Boulogne-sur-Mer, gelegen aan de zee in het noorden van het huidige Frankrijk, met Keulen aan de Rijn, de oostgrens van het Romeinse Rijk. Deze heirbaan werd gebruikt om troepen te verplaatsen en goederen, zoals voedsel, wijn en wapens aan te voeren. Trajectum ad Mosam (Maastricht) was belangrijk als oversteekplaats van en haven aan de Maas.

In het hart van Coriovallum lag het publieke badhuis, de thermen. Hier kon iedereen voor een luttel bedrag gebruikmaken van de warme en koude baden met sportfaciliteiten. Ook de dokter zat er en verder konden mensen er terecht voor massage, eten en drinken. Lichaamsverzorging en sporten was erg belangrijk voor Romeinen. ‘Naast het badhuis lagen nog zeker twee of drie andere stenen gebouwen met een publieke functie, zoals een tempel of een forum. Daarnaast waren er winkeltjes, eethuisjes, kroegen, uiteraard bordelen, maar ook handwerkers, waaronder een smid en een timmerman.’

Het lot

Karen Jeneson kwam naar Heerlen om in het best bewaarde Romeinse bouwwerk van Nederland de Romeinse geschiedenis van de streek te onderzoeken. ‘Als student had ik al in Kerkrade bij de opgraving van de Romeinse villa Holzkuil gestaan. Toen ik aan de Vrije Universiteit in Amsterdam was afgestudeerd, kwam het promotieonderzoek over Romeins Zuid-Limburg voorbij. Daar kon ik geen ‘nee’ tegen zeggen. Zo duwde het lot mij van Amsterdam naar het zuiden.’ Zij ging wonen in het Heuvelland nabij de Geul, waar zij in haar vrije tijd graag paardrijdt.

Coriovallum was behalve een mutatio, een wisselplaats voor paarden, een bruisend uitgaanscentrum. In de eerste eeuw na Christus vooral voor vermoeide legionairs. De vicus groeide in de loop der eeuwen organisch uit tot een Romeinse stad, die door die hoofdwegen verbonden was met de twee belangrijkste steden in de noordelijke Romeinse provincie Germania Inferior: Keulen en Xanten. Het verkeer in Coriovallum nam alleen maar toe en daarmee ook de economische groei en bloei. Dat de Romeinen neerstreken in het huidige Heerlen had alles te maken met de aanleg van de wegen in de regio onder keizer Augustus.

Pitstop

‘Ongeveer om de 22 kilometer – de Romeinen rekenden in leugae; meervoud van leuga, de Gallische ‘mijl’ die 2,22 kilometer lang is – moest een staatsherberg liggen waar koeriers na een dagtocht een pitstop konden maken om de paarden te wisselen, te eten en te rusten. Als je kijkt naar de Via Belgica, dan zie je dus dat er elke 22 kilometer een Romeinse stad ontstond. De afstand tussen Maastricht en Heerlen bedraagt 22 kilometer. De afstand tussen Heerlen en Jülich was iets langer dan die tien leugae, namelijk zo’n dertig kilometer. Daarom kwam er langs de Worm nog een kleine vicus, het huidige Rimburg. De blauwdruk van de infrastructuur van ons huidige Zuid-Limburg is toen in feite bepaald. Met Maastricht en Heerlen als de twee grote plaatsen en - net als nu de A79 - de snelweg ertussen.’

Karen Jeneson heeft dat hele traject in Zuid-Limburg uiteraard zelf gewandeld. De mooiste plek? ‘Er zijn enkele uitkijkpunten in Zuid-Limburg waar je een prachtig uitzicht hebt over het heuvelland, zoals bij de Goudsberg in Valkenburg. Als je daar staat, is het niet zo moeilijk je voor te stellen hoe de Romeinen dit landschap hebben gezien.’

Pottenbakkers

In uitgaanscentrum Coriovallum was een grote behoefte aan aardewerk. ‘Dat kon je niet blijven importeren uit wat nu Italië is. Omdat hier goede klei voorhanden was - de zogenaamde Brunssumse klei, die wit blijft tijdens het bakken - vestigden zich in en rond Coriovallum steeds meer pottenbakkers. In het centrum van Heerlen zijn inmiddels al meer dan vijftig pottenbakkersovens opgegraven. Uit onderzoeken naar de scherven die hier zijn gevonden, zijn inmiddels 180 vormtypes van aardewerk uit Coriovallum geïdentificeerd. Dat onderzoek is nog steeds gaande.’

Werd in de turbulente begintijd van de Romeinse bezetting nog van alles richting het noorden aangevoerd over de Via Belgica, gaandeweg kwamen steeds meer producten uit de buurt. Zoals aardewerk, speltgraan en later ook wijn. In onder meer Voerendaal, Bocholtz, Kerkrade en Rimburg zijn sporen en fundamenten gevonden van grote Romeinse boerderijen, zogeheten villae rusticae, de herenboerderijen van toen.

Overigens is het Heerlense badhuis niet altijd zo groot geweest als nu te zien is in het Thermenmuseum. ‘In het begin was er een klein badhuis. Pas aan het begin van de tweede eeuw kwam de grote uitbreiding naar de omvang van nu. Toen ook werd het badhuis een sociale arena. Het was sowieso een ontmoetingsplek bij uitstek, een plek waar je gezien wilde worden, liefst omringd door invloedrijke vrienden. Zo kon je laten zien hoe belangrijk jezelf was.

Elfde van de elfde

De periode van bloei van deze regio komt midden in de derde eeuw abrupt ten einde door invallen van Germaanse stammen, die zichzelf ‘Franken’ noemen. Het Heerlense badhuis wordt nog tot in de vijfde eeuw gebruikt. Het West-Romeinse Rijk vindt uiteindelijk in het jaar 476 zijn einde. Daarna begint de heerschappij van de Frankenkoningen.

Karen Jeneson is nog lang niet klaar met haar onderzoekswerk. Wat zij nog hoopt te ontdekken? ‘Uit de interpretatie van alle materiaal dat hier gevonden is, is nog veel kennis te halen. Er is hier veel gevonden, maar we hebben er nog niet alles uitgehaald. Met nieuwe technieken en nieuwe inzichten gaan we dit de komende jaren doen. In het onbeduidendste scherfje kun je de vingerafdruk van een mens van toen vinden.’

Karen Jeneson is al jaren verliefd op (Romeins) Zuid-Limburg. ‘Ik wil hier nooit meer weg. Bovendien, ik ben geboren op de elfde van de elfde, dus ik moet wel hier blijven.’

Tekst: Wiel Beijer