Natuurbeleving langs de Geul
Hier in het dal van Geul lijkt zelfs de winter nog ver weg, bloemen als dagkoekoeksbloem, gevlekte dovenetel en springbalsemien pronken nog met hun kleuren. Die laatste is afkomstig uit de Himalaya en dus een zogenoemde exoot. Wel eentje die het hier reuze naar zijn zin heeft. Juist langs beken en rivieren kan deze plant zich verspreiden. Hij kan heel hoog worden, tot meer dan 2,5 meter. De groene zaden vinden kinderen leuk om te laten springen. Dat gaat onverwachts, dus altijd een schrikeffect en lol tot gevolg. Ik maak een foto van de dagkoekoeksbloemen, die hier beschut in het struweel staan.
Was de Geul in het begin nog onzichtbaar, inmiddels kunnen we er niet meer omheen. Woest stroomt de rivier van links naar rechts om een eilandje heen. De omgevallen bomen maken de aanblik nog woester. Het is het bewijs dat hier de bever woont. Met zijn scherpe tanden zorgt deze knager voor een beeldbepalend landschap. Aan de overkant op de graslanden zien we andere grazers, de galloways en de koniks. Deze runderen en paarden worden ingezet om het gras kort te houden, maar zorgen ook voor zaadverspreiding, zoals te zien is aan de staarten die vol zitten met zaden van de grote klit. Door hun graasgedrag ontstaan op verschillende plekken in het gebied struwelen, daar waar ze niet zo vaak komen. En op andere plekken waar ze vaker komen is het gras kort. Zo zorgen ze voor een dynamisch landschap.
Tijd voor een tussenstop
Dan moeten de kuiten er toch even aan geloven. We klimmen omhoog en kijken letterlijk vanaf de rotsen op de Geul. De touwleuning maakt het buitenlandsaandoend plaatje compleet. Hier komt het kalkzandsteen, ook wel mergel genoemd, aan de oppervlakte. Deze mergel zorgt er voor dat hier in Zuid-Limburg zoveel bijzondere planten kunnen groeien.
De maag knort, dus tijd voor een tussenstop. Op de helft van de route zit Gasterij Koningswinkelhof. Doordat de zon zo heerlijk schijnt, kunnen we in de serre zitten. Het restaurant ligt op een heuvel, dus we hebben meteen vanuit onze stoel prachtig uitzicht over het Geuldal. De appelsap die ik krijg is zelf gemaakt, dus extra leuk. De keuze op de kaart is reuze, maar ik kan de carpaccio gemaakt van Blanc Bleu Belge-runderen uit Margraten niet weerstaan. Het is genieten op het overdekte terras in de zon, maar als we blijven zitten komen we nooit terug bij het beginpunt, dus sporen we onze wandelbenen toch maar weer aan om in beweging te komen.
Het tweede deel van de route gaat door het gebied Ingendael zelf. Dat het hier wel eens natter is laat de aanleg van een vlonderpad zien. Ook ik ben een zaadverspreider, want de zaden van agrimonie en de grote klit blijven aan mijn vest plakken. Wat je ook mooi kunt zien is tot hoever de grazers bij de bomen kunnen. Een meidoorn is aan de onderkant recht afgeknaagd waardoor er een soort parasol ontstaat. Hier zien we wel de volgende exoot, guldenroede. In de zomer mooie gele pluimen, nu zachte witte zaden.
Cultuur snuiven in Houthem St. Gerlach
Als we Château Sint Gerlach naderen zien we een klein kapelletje staan achter de heg. Het blijkt het Gerlachusputje te zijn dat hier al eeuwen staat. Zelfs in de 13e eeuw is al sprake van een put in de geschriften. Het bronwater en het gewijde Gelachus zand wordt als heilzaam geschouwd. Het water in de put is helaas onbereikbaar, maar de plek is er een voor op een ansichtkaart.
De route loopt niet naar het kasteel, maar in het kader ‘als we er dan toch zijn’, lopen we een rondje door de beeldentuin en bezoeken we de Sint Gerlachuskapel. En dat is toch echt wel even de moeite van het stoppen waard. Prachtige schilderingen uit 1751 waar veel op te zien is. Zo zien we Sint Gerlachus bij het putje, maar ook een schildering met de stromende Geul op de achtergrond. Ik vind bij dit soort monumenten het altijd mooi om te bedenken dat zoiets al meer dan 250 jaar oorlogen, ruzies en wat voor ellende dan ook heeft doorstaan en dat we moeten koesteren dat we zulke bijzondere monumenten in ons land hebben.
Eenmaal buiten is het nog maar een klein stukje naar het eindpunt. De Geul wordt hier begeleid door populieren met daarin massa’s maretakken. Deze halfparasiet wortelt in het hout van de boom, de gastheer. Verspreiding vindt plaats door vogels die de witte bessen lekker vinden en elders weer uitpoepen.