In diverse publicaties wordt gesproken over het Romaanse kerkje van Klimmen uit de elfde eeuw. Dit is gedeeltelijk waar. In zijn boek Klimmen een topmonument heeft pastoor Frans Crutzen na grondige studie en onderzoek aangetoond, dat de Remigiuskerk als gebouw veel ouder is.
Oorspronkelijk is het middenschip een Romeinse wachttoren, een burgus, geweest. Dit is zowel geografisch als ook strategisch te verklaren. De locatie, aan de rand van het plateau met een onbeperkt uitzicht op het toenmalige Coriovallum en naar de westkant richting Valkenburg aan de Geul, waar op de Goudsberg ook een wachttoren lag bevestigt deze theorie.
Ook de conservator van het Thermenmuseum in Heerlen, Karen Jeneson, en diverse andere officiële instanties hebben de theorie van pastoor Crutzen bevestigd. Deze locatie ligt hier dichtbij de Via Belgica, die liep van Keulen naar Boulogne-sur-mer. Er was een aftakking gemaakt die liep van Walem naar Craubeek en vandaar weer aansloot op de Via Belgica, die vlak bij de huidige Steinweg liep.
Rond 1135 troffen de monniken van de Abdij ST Remy te Reims hier de ruïne aan van deze wachttoren en hebben deze Romeinse bouwval omgebouwd tot een sacrale ruimte.
Die kerk werd tijdens de Limburgse Successieoorlog - namelijk in de winter van 1288/1289 - in brand gestoken en rond 1325/1330 heropgebouwd, waarbij de zuidelijke zijbeuk niet meer werd opgetrokken. Het godshuis werd toen van een westtoren in mergelsteen en het schip en priesterkoor van gewelven voorzien.
In de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) kreeg de kerk een nieuwe sacristie, werd de noordelijke zijbeuk afgebroken en in ietwat gewijzigde vorm opgebouwd en werd in 1828 een nieuwe pastorie achter de sacristie gebouwd.
In 1840 ging men over tot de renovatie van de kerktorenspits, maar door de slechte constructie moest die in 1848 worden gesloopt en werd ze vervangen door een afgeknotte dakbedekking.
In 1881 bezochten Pierre Cuypers en Victor de Stuers de kerk omdat het kerkbestuur in deze tijd het plan had om de bouwvallige kerk te slopen en met de bouw van een nieuw, neogotisch godshuis te beginnen.
Zij moeten hebben aangevoeld dat er iets bijzonders met het gebouw aan de hand was. Dankzij hun beider inzet ging het kerkbestuur uiteindelijk over tot het restaureren van de oude kerk er maakte Jos Cuypers plannen voor een uitbreiding ervan die in 1906 en volgende jaren haar beslag kreeg.
Het resultaat is deze Romaanse kerk met dikke muren en pilaren en kleine ramen met de typische Romaanse rondbogen. Er is echter nog een neogotisch raam bewaard gebleven in de ruimte tussen de absis en de voormalige dagkapel.
In 1921 werden de wanden en gewelven van de kerk van schilderingen voorzien. Deze uitmonstering verdween in de jaren 60 onder een lichtgrijze verflaag. In 1984 vonden een ingrijpende restauratie en herinrichting plaats.
De banken, in het middenschip die vroeger tegen de pilaren waren geplaatst, zijn naar binnen geplaatst. Hierdoor is het middenpad smaller geworden. Vroeger stonden hier twee rijen bidstoelen.
De kleinere banken voor de kinderen, die helemaal vooraan stonden, zijn verwijderd, evenals de knielbankjes voor de jongens. De banken in het transept zijn in een andere richting geplaatst.
De communiebanken zijn verwijderd en het priesterkoor is uitgebreid. De banken in de linker zijbeuk zijn verwijderd. Het hoofdaltaar is in de zijkapel geplaatst en het drieluik heeft een centrale plaats op het priesterkoor gekregen.
Het drieluik
Het drieluik dateert vermoedelijk uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. Het is geschilderd op houten planken. Het middenpaneel toont de kruisiging op de Calvarieberg. Het linker paneel de kruisdraging en het rechter paneel de kruisafneming. In gesloten toestand toont de linkerhelft de graflegging en de rechterhelft de verrijzenis.
Het hoofdaltaar
Het hoofdaltaar dateert uit 1920 en is destijds geschonken door Gertrudis Meens. Bij de restauratie van 1984 is het hoofdaltaar naar deze zijkapel verplaatst. Onderaan, in het midden, het Lam Gods, liggend op het boek met de Zeven Zegels uit de Openbaring. Links het offer van Abraham en rechts Melchisedech. In het bovenste gedeelte twee reliëfs, links het Laatste Avondmaal en rechts, de Wonderbaarlijke Broodvermenigvuldiging.
De Maria kapel
Tijdens de restauratie in 1984 zijn de in de Maria kapel oorspronkelijke ornamenten door de firma Jos Lommen uit Roermond, die in de jaren 60 waren overgeschilderd weer gerestaureerd. Het Maria altaar dateert van ongeveer 1907.
De kruiswegstaties
Deze kruiswegstaties werden in 1852 geschonken door Anna Catharina Brouns (1806-1890). Ze zijn geschilderd door atelier Goossens uit Meeswijk (B).
De preekstoel
Vermoedelijk dateert de zeshoekige eikenhouten preekstoel uit 1681.
Het orgel
Het orgel dateert uit 1862 en is gebouwd door de Maastrichtse orgelbouwers Pereboom en Leyser. Het is een mechanisch sleepladen orgel met twee manualen.
De beelden
In de kerk zijn diverse beelden aanwezig: St. Anthonius, St. Franciscus, St. Remigius, St. Jozef, H. Hart en St. Sebastianus. Vroeger stonden sommige beelden op houten sokkels, maar deze zijn vervangen door hardstenen consoles. de houten beelden zijn vervaardigd door Thissen uit Roermond. In het portaal Maria en St. Jozef. Hout, door Charles Eymael.
De ramen
In de kerk zijn diverse gebrandschilderde ramen aanwezig. In de zijkapellen, de absis en het transept bevinden zich de oudste ramen.