Detail

Oranje Nassau I

CBS weg
Heerlen
De mijnbouw in Nederland kende een relatief late start. In landen zoals België en Duitsland was al sprake van een bloeiende steenkoolindustrie toen rond 1850 de aandacht naar Nederland verschoof. 

De vraag naar steenkool steeg enorm en nieuwe mijnen waren noodzakelijk om in de behoefte te kunnen voorzien. Na 1850 werden de eerste proefboringen gedaan naar steenkool in Zuid-Limburg, maar het duurde tot begin 1900 voor de eerste Limburgse steenkool
naar de grond werd gebracht.

Een consortium onder leiding van de heer H.L.C.H. Sarolea kreeg bij Koninklijk Besluit van 2 mei 1893 onder de benaming Oranje-Nassau de concessie voor de winning van steenkool in een gebied met een omvang van bijna 3.400 hectare in Heerlen en Schaesberg. 

De concessie werd ingebracht in de NV Maatschappij tot Exploitatie van Limburgsche Steenkolenmijnen. Henri Sarolea zocht medefinanciers om zijn plannen te kunnen realiseren. De Duitse broers Carl en Friedrich Honigmann waren al jaren actieve investeerders in de mijnbouw en zij waren bereid om geld in de onderneming te steken. 

Het startkapitaal bedroeg 1,5 miljoen gulden verdeeld over 1.500 aandelen van elk 1.000 gulden. De gebroeders Honigmann hadden een duidelijk meerderheidsbelang met 1.370 aandelen. Sarolea had tien aandelen en de overige 120 aandelen waren in handen van twee andere financiers. 

De opening van een spoorlijn in 1896 tussen Sittard en Herzogenrath, net over de grens in Duitsland, ontsloot het nieuwe mijngebied. De steenkool kon nu via het spoor in grote hoeveelheden en tegen aanvaardbare transportkosten naar de klanten worden vervoerd.

In 1896 werd bij de nieuwe mijnzetel Oranje-Nassau I begonnen met de aanleg van twee schachten. De eerste kolen werden in 1899 gedolven. In 1905 werd gestart met de aanleg van een derde schacht die in 1912 in gebruik werd genomen. 

Voor Oranje-Nassau II werd begonnen met de aanleg van twee schachten in 1898 welke in bedrijf werden genomen in 1902 en 1904. Het duurde tot 1912 totdat met de bouw van een schacht voor Oranje-Nassau III werd gestart. Deze mijn startte in 1917 de productie. 

In 1910 werd met de aanleg van een ventilatieschacht voor Oranje-Nassau III begonnen, maar later werd de plannen uitgebreid en uiteindelijk werd de mijn Oranje-Nassau IV in 1928 in bedrijf gesteld. Dit was gelijk de kleinste van de vier Oranje-Nassau mijnen.

Na de dood van Sarolea (in 1900) en Carl Honigmann (in 1903) werd in 1908 de Maatschappij door Friedrich Honigmann verkocht aan de Franse onderneming Les-Petits Fils de François de Wendel & Cie gevestigd in Parijs. De familie De Wendel had sinds begin achttiende eeuw veel belangen opgebouwd in de ijzer- en staalindustrie in Lotharingen. 

Bij de fabricage werd veel cokes gebruikt en De Wendel was hiervoor afhankelijk van Duitse producenten die zich in 1896 hadden verenigd in een kartel. 

In de jaren zestig werden de mijnen steeds minder rendabel, dit werd veroorzaakt door de import van goedkopere steenkool uit het buitenland. Onder het Kabinet-Den Uyl is dan ook in 1974 een einde gekomen aan de steenkoolwinning. Door de snelle exploitatie van aardgas in Groningen maakte de noodzaak van een eigen steenkool industrie dan ook minder noodzakelijk.

Toegankelijkheid


Er zijn geen noemenswaardige gehandicaptenvoorzieningen

Routes in de buurt

Leuks in de buurt!