'Wasser' in het bronnenland

Wandelen met Wiel

Wasser, wasser, isj ben van Vols. Sinds mijn mooie middelbare schooljaren op het Sophianum in klooster Bloemendaal in Vaals is deze uitdrukking mij bijgebleven. Ik heb jaren gezocht naar een verklaring voor deze uitdrukking. Wat hebben inwoners van Vaals met water? Afgezien van de Selzerbeek niet veel toch? Pas jaren later ontdekte ik dat dit een regel is in een populaire schlager van Hub Deitz. Een lied dat overigens gaat over een dorstige wielrenner, maar dit terzijde.

Aan Wasser, wasser, isj ben van Vols moest ik weer eens denken toen we onlangs op een zonnige dus droge dag met zijn tweetjes wandelden door het bronnenland. Dat ligt niet in Vaals, maar is een gebied tussen Cottessen en Mechelen met Epen als vochtig hart. Zeg maar het gebied dat vanwege zijn natuurlijke schoonheid ook wel het vijfsterrenlandschap wordt genoemd. Mooier kan dus niet. Veel natter ook niet. Dus onderweg vaak behoorlijk wat pratsj op de paden.

 

In dat relatief kleine gebied tussen Cottessen en Mechelen stromen maar liefst 26 bronbeken. Daarnaast zijn er ook nog heel wat ‘spontane’ bronnen te vinden. Gezegd wordt dat nergens anders in Nederland de bronnendichtheid zo hoog is. Daar zitten bronbeken bij met welluidende namen. Zoals Klopdriesscherbeek of Spetsensweidebeek. Uiteraard voeren enkele van de gemarkeerde wandelroutes rond Epen langs bronbeken en langs de Geul, de waterloop waarin al die beken uitmonden. Met name de 10 kilometer lange blauwe route, de 8 kilometer lange rode route en het ommetje van 3 kilometer gemarkeerd met de groene paaltjes. Die starten nabij de Sint-Paulusbekeringkerk en Paulusbron (foto) in de Kapelaan Houbenstraat.

In de buurt van Epen doet zich nog een ander nat verschijnsel voor. Dat vinden we in het ‘lintgehucht’ Schweiberg. Dit verschijnsel luistert naar de naam ‘Onderling Waterbedrijf Schweiberg’. Bij de in 2014 gerestaureerde Behälter aan de Schweibergerweg (de zwarte en de groene paaltjesroute voeren eraan voorbij). Dit was – echt waar – het eerste particuliere waterleidingbedrijf in Limburg. In 1902 op initiatief van de bewoners van Schweiberg opgericht om een 500 meter lange waterleiding aan te leggen van de Nutbron in het vochtige dal De Ubden naar de Behälter in Schweiberg.

 

Daarbij moest niet alleen vanuit de Nutbron het water worden opgepompt, maar de leiding moest ook nog eens een hoogteverschil van 50 meter overbruggen om het drinkwater ‘voor menschen en vee’ naar het hoger gelegen Schweiberg te transporteren. In die container paste 16.000 liter water en aan de voorkant konden de bewoners tot 1950 hun drinkwater tanken aan een kraantje. Onderwijl werden aan de Behälter uiteraard de laatste nieuwtjes en dorpsroddels uitgewisseld. In 1950 werd ook Schweiberg aangesloten op het net van de Waterleiding Maatschappij voor Zuid-Limburg, de huidige WML, en konden de mensen thuis de kraan openzetten. Het oude Engelse gezegde water, water overal en geen drup te drinken was de eerste helft van de twintigste eeuw dus niet van toepassing op het boerengehucht Schweiberg.

Voordat we onze bronnenwandeling voortzetten, halen we onze eigen Behälter uit de rugzak en nemen een slok gekoeld water. Vanwege de lockdown met zijn beperkingen is het ons immers niet gegund om plaats te nemen bij de behaaglijke open haard in de plaatselijke horeca en een goed glas tot ons te nemen.

Voordat ik door oplettende lezers word terechtgewezen nog even terug naar Vaals. Ook het grensstadje kent zijn bron. De Gau. Die ligt onder het Von Clermontplein en levert zacht water met een constante temperatuur van 10 graden. Dit water werd in het verleden gebruikt voor de fonteinen in de tuinen van het Von Clermonthuis en in de lakenfabriek van Johann Arnold von Clermont, die overigens ook Bloemendaal bouwde. De Gau is tegenwoordig onzichtbaar. Stroomt dit wasser van Vols dus ondergronds.